Manieren om haaruitval te constateren

De volgende methoden worden vaak gebruikt om (abnormaal sterk) haarverlies vast te stellen:

  1. Hoofdhuidbiopsie
  2. Trichogram
  3. Trichoscan

Hoofdhuidbiopsie

Bij de hoofdhuidbiopsie wordt een klein stukje hoofdhuid verwijderd en onderzocht.

Trichogramm

Het trichogram is een microscopisch onderzoek van de haarwortels. Het stelt de arts in staat vast te stellen hoe de verhouding van groeiende haren (anagene haren), haren in de rustfase (telogene haren) en haren in de overgangsfase (katagene haren) is.

Daarmee kan worden vastgesteld, hoe ver voortgeschreden de haaruitval op het moment van onderzoek is. Voor het trichogram zijn tot 100 haren nodig. De plaatsen waar de haren geëpileerd worden, worden door de arts bepaald en zijn afhankelijk van de haaruitval.

Normaal gesproken zijn een tot twee plekken voor en achter op het hoofd nodig om een betrouwbaar resultaat te krijgen. De groeifase waarin zich iedere haar bevindt kan aan de hand van vorm en kleur van de onderzochte haarwortels onder de microscoop worden bepaald.

Trichoscan

Een variant op het trichogram is de trichoscan. De trichoscan stelt de dichtheid van de haren en de verhouding tussen groeiende en niet-groeiende haren op de hoofdhuid door middel van fotografie vast. De trichoscan dient er dus toe, gegevens over de haardichtheid en de toestand van de haarzakjes te verkrijgen.

Omdat het een fotografische methode is, levert de trichoscan, in tegenstelling tot het trichogram, alle belangrijke gegevens in én stap.

Bij trichoscan onderzoeken wordt eerst een klein stukje hoofdhuid geschoren. Na 3 dagen wordt dit stukje geverfd, waardoor zowel de gegroeide als de niet gegroeide haren zichtbaar worden. Daarna wordt een ongeveer 20x vergrote opname gemaakt.

Omdat anagene haren normaal gesproken ongeveer 0,3 mm per dag groeien en telegene haren helemaal niet groeien, kan het aantal haren per cm² en de verhouding anageen/telegeen haar berekend worden.